Arbeidsongeschikt zijn wegens een langdurige burn-out heeft op de lange termijn nadelige financiële gevolgen. Als gevolg hiervan stellen steeds meer werknemers met burn-out klachten hun werkgever aansprakelijk omdat de hoogte van de transitievergoeding of de uitkering tegenvalt. De rechter geeft de eiser echter zelden gelijk.
Een aansprakelijkheidsstelling jegens de werkgever was een paar jaar geleden nog een zeldzaamheid. Inmiddels gaan circa 120 rechtszaken per jaar over de burn-out kwestie. De claims die wel ingediend worden komen vaak voor in de categorie werknemers die onder ingrijpende of emotionele omstandigheden hun werkzaamheden doen, zoals brandweerlieden, politiemensen of mensen in de zorg. Als dan blijkt, en ook aangetoond kan worden, dat de werkgever tekort heeft geschoten in de begeleiding, kan dit in principe een basis zijn voor een materiële- of immateriële schadevergoeding. Het aantonen van ‘schuld’ is echter een lastige kwestie. Een werknemer moet voldoende bewijs hebben verzameld waaronder ook een medische vaststelling van de huisarts of een arbo-arts.
Ook moet op voorhand het gesprek zijn aangegaan met de werkgever over de werkbelasting en van dit gesprek moeten ook aantekeningen of een geadresseerde schriftelijke bevestiging gemaakt zijn. Zonder een gesprek had een werkgever de aanleiding tot de burn-out niet kunnen weten en dan valt daarmee al een flink deel van de basis voor de aansprakelijkheidsstelling weg. De eiser zal derhalve ruim voldoende moeten aantonen dat de arbeidsomstandigheden hebben geleid tot de burn-out. Een te grote werkdruk is echter meestal niet de enige oorzaak van een burn-out. Vaak is een medewerker op meerdere fronten langdurig belast. Het is derhalve geen uitgemaakte zaak dat de werkgever voor de burn-out (volledig) aansprakelijk te stellen is.