Al sinds 1972 wordt de bekende kinderstoel Tripp Trapp door het bedrijf Stokke op de markt gebracht. Stokke heeft het uiterlijk van de stoel in 1998 als merk gedeponeerd. Succesvolle artikelen worden veelal snel gekopieerd door andere fabrikanten. Stokke was echter van mening dat door een andere fabrikant vervaardigde en verkochte kinderstoel een inbreuk op dit merkrecht van Stokke was.
Het Gerechtshof in Amsterdam heeft in februari een eindarrest gewezen in deze bijna 20 jaar lopende zaak. Het Hof oordeelde dat de vormgeving van de Tripp-Trapp stoel in hoge mate bepalend is voor de gebruikskenmerken van de kinderstoel. De vorm maakt de stoel juist geschikt voor zijn functie als kinderstoel. Dat betekent, gelet op de Europese- en Beneluxregels, dat die vorm niet gemonopoliseerd mag worden door een merk. De Rechtbank Den Haag en in hoger beroep het Gerechtshof Den Haag hebben zich al eerder over de zaak gebogen. Tegen de einduitspraak van het Hof Den Haag hebben partijen beroep in cassatie ingesteld. Nadat de Hoge Raad in 2013 vragen had gesteld aan het Europese Hof van Justitie is de zaak in 2015 naar het Hof Amsterdam verwezen. Met deze uitspraak wordt het vonnis van de Rechtbank Den Haag uit 2000 bevestigd. In dat vonnis is het vormmerk nietig verklaard. In 2011 had het Gerechtshof Den Haag al beslist dat op de Tripp Trapp-stoel wel auteursrecht rust. Op grond daarvan is de inbreukmaker onder meer veroordeeld tot het staken van de inbreuk en tot winstafdracht.