Een dronken fietser rijdt in de nachtelijke uren over straat en komt door een opgebroken stuk straat ten val en loopt hersenletsel op. De fietser stelt de gemeente aansprakelijk. Vanwege de werkzaamheden heeft de gemeente borden voor de verkeersomleiding geplaatst, alsmede afzethekken, rood-wit gekleurde wegblokkeringen, linten en een zuil met de tekst: ‘gesloten in beide richtingen’. De advocaat van de fietser stelt zijn vordering op artikel 6:174 BW . Dit wetsartikel regelt de gevallen waarin de bezitter van een opstal (gebouw, weg of leiding) aansprakelijk gesteld kan worden voor schade ontstaan door een gebrek aan de opstal, ook als de gemeente tekortgeschoten is in maatregelen ter voorkoming van ongevallen waardoor de gemeente onrechtmatig gevaarzettend heeft gehandeld. Dat de fietser door dronkenschap minder oplettend zou zijn geweest is volgens de advocaat van de eiser niet van doorslaggevend belang.
Conform de wet en jurisprudentie rust op de wegbeheerder een plicht ervoor te zorgen dat de toestand van de weg de veiligheid van personen en zaken niet in gevaar brengt. Bij de beveiliging moet tot op zekere hoogte rekening gehouden worden met fietsers die de verkeersregels overtreden en die niet steeds de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht nemen. De gemeente hoeft echter geen rekening te houden met een bewuste, grove overtredingen van de verkeersregels of met roekeloosheid van fietsers. Op de gemeente rust geen verplichting om bij de beveiliging van de opgebroken straat rekening te houden met fietsers die zodanig onder invloed zijn van alcohol als de eiser ten tijde van het ongeval was. De rechtbank neemt aan dat de mate waarin de eiser onder invloed was zijn beoordelingsvermogen in het verkeer sterk heeft verminderd. De eis tot schadevergoeding is door de rechter afgewezen.